17 October 2007

Goed fietsweer

Laatste dag van Anne….op de fiets naar plantage Frederiksdorp. De nacht ervoor nog goede voornemens, maar ’s morgens volgens verwachting te laat opgestaan. Eerst uitgebreid ontbijten en door naar het fietsverhuurbedrijf. De fietsverhuurder keek ons verbaasd aan. Het is elf uur en jullie willen nog starten? ‘Ja’, zeiden we volmondig. 'Het is maar 40 km. En we zijn tenslotte Nederlanders'. Veel keuze in fietsen hadden ze niet meer, maar we waren tevreden. Spullen achterop gebonden en klaar voor vertrek. Toch niet. We hadden geen legitimatie. Ik bleef als onderpand achter en Anne fietste naar huis om haar paspoort te halen. Half twaalf waren we dan zover. Toch niet. Eerst nog door Paramaribo crossen om de gewilde foto’s te maken en inkopen te doen. Verhit stapten we een uur later in de boot naar de overkant. Eindelijk klaar voor de tocht.
Vrolijk keuvelend stapten we aan wal. ‘Fantastisch fietsweer’, riepen we. ‘Geen wind en lekker zonnetje.’ Waarom zouden we vroeg beginnen? Een mooie route langs fruitkraampjes en houten huisjes aan het water. Uit het niets ineens een stand met pannen. Tientallen glimmende aluminium wokken, bungelend in de wind.
Totdat na anderhalf uur de zon begon te irriteren. Heet, heet, heet!!! De glimlach op ons gezicht verdween en met verbeten gezichten trapten we verder. Elke honderd meter stoppen en zonnebrand erbij smeren. Alles door elkaar, in dikke lagen. Na een tijdje kon de zonnebrand ons niet meer helpen, we voelden de zon op onze huid branden. Het hete asfalt, geen schaduw van bomen……en nog een lange weg te gaan. Gelukkig hadden we allebei een geweldig badlaken bij ons en als echte moslima’s hebben we de fietstocht dapper hervat.
Na een paar uur was daar eindelijk Mariënburg. Met de boot verder gevaren naar de oude plantage Frederiksdorp. Wow. Dat was het wel weer waard. Lunchen op de mooie plantage, verse fruitsappen drinken, vogels en vlinders die om je heen fladderen, padden onder de tafel en lieve puppies die je smekend aankijken, hopend op een stukje kip.
We waren ons al psychisch aan het voorbereiden op de barre terugweg, maar daar zat zowaar de KLM-crew te lunchen. Zij hadden het beter geregeld. Ze hadden een privé-boot en we werden uitgenodigd mee terug te varen naar Paramaribo. Voeten in het water, een verfrissend windje in je gezicht..........en een koelbox vol koud bier en frisdrank……….Geluk dwing je af, toch?

08 October 2007

Zomaar een nacht

Ik heb nachtdienst. Rond negen uur stap ik de SEH binnen en kan meteen aan de slag. Een co-assistent, een arts en een aantal zusters zijn bezig met een reanimatie. Er zijn geen infuusstandaarden meer en ik word ingezet als standaard. Hectiek. De co raakt in paniek, de arts duwt haar weg en neemt over. Een voor een worden de zusters weggeroepen. Er zijn veel patiënten. Ik blijf achter en koppel steeds nieuwe infusen aan en probeer de arts zo goed mogelijk te assisteren. Zenuwachtig. Het is mijn eerste keer, maar het is nu of nooit. Het zweet parelt op ons voorhoofd……We lijken succes te hebben, maar we rekken het onvermijdelijke maar een paar uur. We gaan de nacht in.

Tranen in mijn ogen bij het arriveren van een ambulance. Een jongen van 22 met schotwonden. Overvallen. Stabiliseren en met de brancard naar de röntgen. Een jonge chirurg bekijkt de foto’s. ‘Shit’ mompelt hij. Dat is ook het enige wat ik kan denken. Die ene kogel is precies door zijn ruggenmerg gegaan waardoor hij verlamd zal zijn.
Terug naar de afdeling. Het is te laat, morgen kijken ze verder. De jongen kermt van de pijn. Mijn naam heeft hij onthouden en huilend roept hij de hele nacht mijn naam. Ik krimp ineen als hij me vraagt waarom hij zijn benen niet meer voelt. Zelf denkt hij dat hij door een verdovingspistool is geschoten, maar ik weet beter en mag en kan het hem niet zeggen. Reddeloos zit zijn vader in de wachtkamer en hij wordt keer op keer weggestuurd. Keer op keer laat ik de man weer bij zijn zoon. De jongen smeekt me wat voor hem te doen. Ik voel me radeloos en machteloos. Ik beloof hem te doen wat ik kan. De hele nacht dep ik zijn voorhoofd en praat ik met hem. Hij zegt dat ze hem zo toch niet de hele nacht kunnen laten liggen. Ik ontwijk zijn blik en denk bij mezelf ‘dat kan wel.‘

Een rustig uurtje tussendoor. Knikkebollend zit ik op een stoel. Vanuit het niets stroomt de SEH ineens weer vol…….de weinige bedden zijn bezet. Zieke mensen moeten op een stoel of op de grond. Nog 6 uur te gaan…..

Een oude man klampt me aan. Hij heeft pijn op de borst. In opdracht van de arts draai ik een ECG. Hartafwijking. Ik leg hem aan de bewakingsapparatuur. Ik vraag de zusters me te helpen het alarm in te schakelen, zodat we horen als er wat mis is. Gerust loop ik weg. Als ik later bij hem ga kijken, zie ik een horizontale streep. Het alarm werkt niet. In paniek pak ik hem vast en zie zijn hartslag weer opkomen…..Hij opent zijn ogen en kijkt me verward aan. Hij voelt zijn wegrakingen aankomen en zegt dan heel rustig ‘ik ga weer even naar de duisternis’. De man raakt me. De rust en het vertrouwen in zijn ogen. Ik neem bloed bij hem af en breng het naar het lab. Cito. De deur is op slot en ik moet mijn best doen de mensen van het lab wakker te bonken. SPOED!!! Ooit van gehoord?

Samen met een van de zusters ben ik de hele nacht bezig, terwijl de anderen de een na de andere opdracht op ons afvuren vanuit hun slaapstoel. Ik vraag de arts of we deze twee patiënten niet moeten verplaatsen naar IC. Ze overweegt het. Een paar uur later is er nog niets gebeurd. Iedereen slaapt, inclusief mijn collega’s.

Een voor een komen de collega's van de dagdienst binnen geschuifeld. Mijn dienst zit erop. Ik neem afscheid van de jongen en de oude man. Ik druk mijn collega’s op het hart goed voor hen te zorgen. Ze knikken.

Ik pak de bus naar huis. De hele weg denk ik aan de jongen en de oude man. Het was een extreme nacht. De diensten kunnen rustig zijn, maar ook zwaar als deze.
Thuis duik ik in mijn bed, maar sta na een uur weer op. Ik word gefrituurd. Mijn houten kamer met de gele luikjes is schattig, maar bloedheet. De ventilator verplaatst alleen het stof en de hitte. Ik probeer de hangmat op het balkon, maar ook daar lukt het niet. Gefrustreerd hobbel ik naar Torarica, een duur hotel in de buurt. Onverstoorbaar loop ik langs de receptie, duik in het bad om vervolgens illegaal op een houten strandstoel te kruipen. Het is voor een goed doel. Ik val in slaap......Vannacht weer een nacht.

01 October 2007

Een stukje paradijs!

Na een heftige sessie nachtdiensten besluit ik de stad weer eens te verlaten. Dit keer is de bestemming Ladoani, een dorp in het binnenland waar mijn huisgenoot Anne als arts voor de Medische Zending werkt. Vanuit mijn nachtdienst doe ik inkopen en rijd door naar het vliegveld. Op goed geluk, want ik heb nog geen vlucht kunnen boeken. Er blijkt nog precies 1 stoel over te zijn op de vlucht. Dat is geen toeval. That’s mine!

Na de gebruikelijke vertraging de kont van de Antonov ingekropen. Het toestel wiegt me onmiddellijk in slaap na ruim vijftig uur wakker te zijn geweest. Met een harde bons schrik ik een uur later wakker….ik ben in Ladoani! Met moeite vis ik mijn backpack onder de zakken rijst vandaan. Ik ben de enige die uitstapt. Omringd door de jungle snuif ik de warme boslucht op, zie de kleien hutjes aan de overkant, een halve Surinaamse vlag prijkt op het vliegveld, glanzende kraaloogjes staren me nieuwsgierig aan en even voel ik me de gelukkigste mens op aarde. Wat is het hier mooi! Anne haalt me op van het vliegveld en samen slepen we mijn backpack vol vers fruit, groenten, crackers en bevroren zuurzaksap naar het doktershuis.

Het doktershuis is een huis op palen met een enorme veranda vanwaar je een geweldig uitzicht hebt over de rivier. Het huis wordt beheerst door dieren. Overdag de mieren. Heel veel mieren. Ze bezitten het talent zich overal doorheen te boren. Zelfs uit voorverpakte etenswaren moet je de zwarte diertjes pulken.
Wij slapen op het balkon. In de gekoesterde hangmat bungelen we een stukje boven de grond. Gelukkig, want ’s nachts razen muizen en ratten met grote snelheden onder je door. De geluiden van de jungle komen genadeloos op je af als de generator om 11 uur zijn gebulder staakt. Vanuit je hangmat kijk je naar de pikzwarte hemel vol sterren terwijl de krekels om het hardst schreeuwen om gehoord te worden. In de verte licht de hemel op door een naderende onweersbui. Het silhouet van het bos maakt je nog meer bewust van het feit dat je in het oerwoud slaapt. In de struiken hoor je geritsel. Het is te donker om te zien wat het is en je fantasie doet zijn werk. Welkom in de jungle.

’s Morgens word je wakker onder dezelfde hemel waar het waterige zonnetje langzaam boven de rivier klautert. Ik wil niet opstaan, maar langer genieten van dit moment. De geluiden van de dag dringen zich langzaam weer aan je op. Vrouwen lopen voorbij met manden en emmers op het hoofd en starten met de rituelen. Kinderen rennen wild langs ze heen en duiken met de nodige salto’s het water in. Even kunnen ze spelen en dan is het tijd vissen te vangen. Met een stokje en rijstkorrels hengelen ze behendig de een na de andere vis uit het water.
Nog even genieten van het uitzicht vanuit mijn hangmat. Opwarmen in de zon totdat je fleecetrui uit kan. Wegdoezelend hoor ik op de achtergrond ineens de klanken van de godsliederen die in het ziekenhuis uit volle borst worden gezongen.

Tijd voor mij om op te staan en aan mijn rituelen te beginnen. Bij gebrek aan een douche, baad ik in de rivier. Emmers water sjouw ik vanuit de rivier naar boven voor het doorspoelen van het toilet. Vanuit de regenton vul ik lege flessen met water om deze vervolgens te koken en tot drinkwater om te toveren. Even is water uit de kraan niet meer vanzelfsprekend.

Hierna begin ik aan mijn wandeling door het dorp. Kinderen rennen zigzaggend om me heen. Vrouwen zitten voor hun huis en verpulveren kalebassen met hun stampers, pellen noten, persen cassavebrood, koken op kleine vuurtjes. Mannen bouwen huizen, varen hun korjaal en genieten van een Parbo in de schaduw van het kleien hutje. Overal hoor ik mijn naam, de bakra is snel gespot in het dorp. Tijdens de hete middaguren plons ik in de koude kreek die door het dorp loopt. Kinderen bekijken me ongegeneerd, de boenende vrouwen lachen breeduit.

Dr Anne werkt op de polikliniek. Ze ziet de patiënten van het dorp en iedereen vertrouwt blindelings op haar kunnen. Mooi om te zien. Een drukke week met veel bijzondere patiënten: een vrouw die beweert 12 maanden zwanger te zijn, een denderende hernia, een vrouw met een vishaak in het oog, meisje met doorgesneden vingers en veel patiënten met braak- en diarreeklachten. De zware gevallen worden zo snel mogelijk naar de stad gevlogen. De rest wordt opgelost met een sloot antibiotica en vitaminepillen. Zolang men pillen krijgt, lijkt men tevreden.

’s Avonds wandel ik met Anne het dorp in. Op zoek naar de plaatselijke bakker. Het schemert en als we de bakker vinden is het donker. Op de terugweg raken we de weg kwijt. De zandpaden en huisjes lijken allemaal op elkaar. Goed voorbereid als we zijn lopen we op onze slippers en zonder zaklamp over de paden. Goed stampen is het motto, dan gaan de beesten vanzelf wel weg. We worden door een aardige jongen weer op het juiste pad gebracht en snellen naar huis om de nog warme broodjes vol te smeren met pindakaas. We genieten van de laatste avond onder de prachtige sterrenhemel en herhalen alsmaar hoe gaaf het wel niet is dat we hier zitten…..

Ladoani, je bent mooi!