24 February 2008

Zwart-wit

Het besluit is genomen. Na een aantal gebeurtenissen is het laatste restje twijfel uit me geslopen. Mijn grenzen zijn afgelopen maanden menigmaal overschreden en de laatste keer te ver.

Ik ben naar de hoofdzuster gestapt en heb mijn ontslag ingediend. Een stilte volgde. Drie kwartier heb ik mijn verhaal gedaan….niet geheel zonder emotie. Deels is bekend, deels heb ik voor verrassingen gezorgd. Degenen die voor me weg zijn gegaan, hebben nooit een reden gegeven. Daarna ging de week snel. Diverse keren bij de directie geroepen. Ze wilden specifieke info, maar het is niet aan mij schuldigen aan te wijzen. Dat is ook niet waar het om gaat.

Opluchting, maar ook verdriet. Opgelucht dat ik klaar ben. Blij dat ik de frustraties achter me kan laten. Dat ik geen wasbakken hoef te schrobben, bedden hoef te soppen, rolstoelen met ontbrekende wielen door de gangen hoef te duwen. De tochten naar het lab om in de bakjes de resultaten te zoeken en vervolgens de medewerkers het woord 'cito' uit te leggen.


Maar ook blij omdat ik zo enorm veel heb geleerd in de maanden op de SEH. Denk dat ik vrijwel nergens zoveel had kunnen leren. Het heeft ontzettend veel indruk op me gemaakt. Heb de meest uiteenlopende ervaringen opgedaan.

Ik ga het werk oprecht missen. Ik heb zoveel lieve en interessante mensen ontmoet, spannende dingen meegemaakt, enge dingen waardoor ik stond te wankelen op mijn benen, gekke dingen die ik zelf nog amper geloof. De ritten op de ambulance met de praatgrage chauffeurs. De honden bij de liften en de andere dieren in het ziekenhuis. Mijn hoofd zit vol verhalen.


Maar ik heb ook zoveel momenten oprecht een hekel gehad aan het hele gebeuren. De vervelende collega’s, de organisatie, de gebrekkige spullen, de tijdrovende onlogische regels. Veel gelachen, veel gevloekt. Een traan hier, een traan daar. Mijn motivatie en gevoel gingen op-en-neer en heen-en-weer. De ene dag hield ik ervan, de dag erna was ik volledig uit het veld geslagen.

In tegenstelling tot anderen heb ik de keuze te vertrekken. Dat werd me deze week meer dan duidelijk. Uiteraard is het niet zwart-wit. Er lopen geweldige artsen en zusters rond van wie ik veel heb geleerd. Maar essentiële dingen mis ik. Er is veel gebeurd afgelopen maanden. Niet alles kan ik op papier zetten of uitleggen aan mensen die niet in Suriname hebben gewerkt. Het zou ook niet fair zijn ten opzichte van een aantal mensen die ik enorm waardeer om wat ze doen.

Het is de meest bijzondere baan die ik ooit heb gehad. Bedankt iedereen voor de lieve opbeurende woorden! Maar de keuze is gemaakt. Ik stop per 1 maart. En dit keer is mijn besluit resoluut. Met pijn in mijn hart. Toch wel.

12 February 2008

Als je haar maar goed zit

Met een liter cola sleep ik me door mijn eerste nachtdienst. Lang en vermoeiend. Twaalf uren paraat.

De patiënten stromen binnen. Iedereen wordt geprikt. De buisjes met bloed stapelen zich op. Even tussendoor breng ik het naar het lab. Onderweg naar het lab overdenk ik mijn werk. Het is een drukke, maar geweldige nacht met goede collega’s. Het loopt gesmeerd. Zo zou ik er nog 100 kunnen draaien.
Maar ik weet dat dit gevoel weer snel wordt overspoeld als de hoofdzuster en de werkschuwe collega’s in de ochtend de afdeling opstormen. Dan moet je weer op je tenen lopen om vervolgens de nodige kritiek te incasseren. Proberen je vak uit te oefenen onder constant gesnauw maakt dat je motivatie snel wegsijpelt. Die negativiteit is frustrerend. Ik merk aan mijn collega’s dat ze er immuun voor geworden zijn. ‘Vergeet ze. Doe het voor de patiënt! Onze collega’s verdienen het woord collega niet’, riep een broeder. Maar ik maak me er wel druk om. De constante worsteling tussen mijn passie en de wijze waarop ik moet werken. Ik weet dat ik mijn draai weer kan vinden, maar moet tegen die blinde muur van zusters omhoog klauteren. En soms wil je gewoon even niet meer klauteren.


De afgelopen weken veel dramatische gevallen meegemaakt, wat me steeds dieper begint te raken. De dingen die gebeuren kan ik handelen, maar de attitude van bepaalde collega’s is slopend. We zijn een team en samen verantwoordelijk. Onze prioriteiten verschillen. Men windt zich op over het feit dat mijn haren niet strak genoeg in een staart zitten en ik weiger olie in mijn haar te doen, terwijl achter me een patiënt eenzaam vecht voor zijn leven.

Tijdens een dienst werd een oude man door zijn zoon en kleinkind binnengebracht. De man was enorm benauwd. Zonder hem een blik waardig te gunnen werd hij naar de wachtkamer gestuurd. De man zag er slecht uit, de gezichten van de begeleiders stonden strak van angst. Ik vroeg of ze niet even konden kijken, dan kon ik vast starten met het beleid. Hij moest maar wachten. Tien minuten later lag hij dood in de wachtkamer. Op zo’n momenten springen de tranen in mijn ogen. Tranen van woede en machteloosheid. Het liefste zou ik het ziekenhuis uitrennen. Had ik meer kunnen doen, meer op mijn strepen moeten staan? Ik denk het niet.

Terwijl de zon langzaam opkomt, check ik nogmaals de infusen op de afdeling. Ik loop een donkere kamer in. Iedereen slaapt. Ik sta bij een patiënte en verwissel haar infuus. Ze wordt wakker en fluistert slaperig ‘Goede morgen zuster’. Ik rommel nog wat en ze pakt mijn hand en zegt ‘Bedankt voor alles mi gudu’ en toont een brede lach. Ik slik mijn frustratie weg en weet even weer waarvoor ik het doe.