Mijn kennis van Sranantongo (Surinaamse taal) is verre van indrukwekkend. Ondertussen kan ik redelijk wat verstaan, maar kom zelf nog niet veel verder dan een aantal standaardzinnen. Deze rollen er dan wel weer vlot uit……..zoals het veelgebruikte ‘
meki wan kofoe’ om de patiënt aan te sporen een vuist te maken voor het prikken van een venflonnaald. ‘
Pe joe agi skin hati’ om te vragen waar het pijn doet. Als een patiënt vervolgens verrast opkijkt en terug praat in het Sranan roep ik heel snel ‘
mi no versta’ (ik versta het niet) of ‘
mi no sabi’ (ik weet het niet). Maar met gebaren en wat losse woorden kom je ook al een heel eind:
luku (kijken),
siki (ziek) en
wasi (wassen).
Het Sranan is ontstaan als taal van de uit Afrika aangevoerde slaven op de plantages tijdens de Nederlandse koloniale overheersing. Het draagt de sporen van Engels, Nederlands, Spaans, Portugees en Afrikaanse talen. Het Sranan staat bekend om zijn dubbelzinnigheid. Een woord kan zeer veel verschillende betekenissen en dubbele bodems hebben. De woordenschat is beperkt, dus als men voor een begrip geen Sranantongo-woord kent, gooit men er gewoon een woordje Nederlands doorheen.
Inmiddels ben ik bevorderd tot zuster Soes. Ik heb een heel traject afgelegd….van volledig negeren naar het vleiende ‘dinges’ en nu dan ‘Soes’. Sinds een paar weken lijkt er wat te zijn veranderd. Nadat ik een werkontduikende collega had aangesproken op haar gedrag, is het iedereen duidelijk dat ook ik grenzen heb. Bij een werkoverleg heb ik nogmaals het gebrek aan collegialiteit naar voren gebracht. Zenuwachtig toen ik het woord kreeg, maar na een bemoedigende knipoog van de hoofdzuster heb ik mijn mening gegeven. Met het risico dat ik zou terugvallen naar de negeer-status, maar ergens had ik toch niet veel te verliezen. Er kwam een pittige discussie op gang en meer collega's bleken deze frustratie te hebben.
Nog steeds wordt er veel werk in mijn schoenen geschoven, vooral ook door de artsen die soms alleen mijn naam lijken te roepen. Maar het voordeel is dat ik de interessante dingen ook mee kan pikken. Er zijn nu 4 lieve kleine stagiaires die de hele dag achter me aan hobbelen. Zodra ik een kamer binnenloop, roepen ze meteen ‘zocht je mij?’ Ik maak er dankbaar gebruik van ………zo werkt het blijkbaar. Na verloop van tijd verwerf je status, kies je zelf je werkzaamheden en de nieuwe aanwinsten borstelen fanatiek de wasbakken.
Ik ga regelmatig mee op de ambulance en vind het nog altijd interessant. Met de broeders deel ik met gemak de bijrijdersstoel, maar soms rij ik uit met een echte Surinaamse zuster….Dan zit ik op mijn knieën gehurkt tussen de twee stoelen terwijl we door de straten racen.
Ik word nu wel eens herkend op straat door patiënten of hun familie. Ik hoor dan ineens ‘He zuster’ en ik zwaai maar enthousiast terug. Paramaribo is klein, soms te klein. Maar het heeft ook voordelen. Zo mag ik na sluitingstijd zwemmen. Als de zoemer gaat, moet iedereen het bad verlaten, maar ‘de zuster’ mag nog even zwemmen, want ze heeft zo hard gewerkt…..